Baboonius V
Auf einen tag war einen babaoon dar dachtte an fater pommes, er tachtte das volk bracht ein fater, und er ersiegte es am bauernhoff aber dem madchen dort mogte gern mit kuhe ficken. Sie dachten fater pommes war zu befickt, so er war vom god bevruchtet. Und by dem geborht er puppfte einem anderem kleinen kindes pommes aus und dem werdt wieder vater pommes genennt. Der vater dachtte er war vom got gesegned. Aber er hatte ein vluch uber inn. Er pufpte kein scheiss, nachtes mall weiter
Aaaaaaaaaaaaaaahhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhh!!!
Na onder begeleiding van deze diepe duitse gedachten, die er sinds zijn geboorte al in zijn koene brein geprent stonden, de baarmoeder te zijn uitgeklotst begon het gretige spruitje nog naamloos de aarde te verwarmen met zijn schelle klanken. Geheel goedmoedig zag hij de aarde tegemoet. Het verlaten van zijn warme schulp had eerst licht onplezant aangevoeld, maar nadat zijn lichaampje de eerste koele winterbriesjes overleeft had, had het hem deste zekerder gemaakt, hij voelde zich onstervelijk. Niets kon zijn sappige pantser doorboren, ookal was het roze. Bovendien zag het er onzagwekkend uit zo onder het bloed gesmeerd..En ook nog eens niks daarvan was het zijne! Ja hij zou grote daden verichten dacht hij zo!
Vol goede moed keek de jongeling in het rond, waar was hij en waar was het onrecht dat hij zou gaan bestrijden? een pantoffeldiertje met een kloppend lid?? een schepsel dat zo lelijk was dat het het zicht van de anderen toch maar zou verpesten en dus maar uit zijn lijden verlost moest worden het liefst met behulp van een plank gegarneerd met de diverse spijkers?? "Waar zijn jullie??" en "als jullie er niet zijn laat mij jullie dan creeren om daarna alsnog weer op te heffen!"
Helaas zag hij weinig onrecht aan de binnenkant van zijn oogleden dus deed hij zijn ogen open..
Het eerste wat hij zag was een vriendelijk doch redelijk uitgeteld uitziende eend met bebloede snavel en 2 vlezige langwerpige lappen vlees en achter zich een groot gapend gat. De eend hield er bovendien een intrigerende bezigheid op na... De eend richtte zich namelijk op onder begeleiding van nog zo'n vlezige lap welke er stevig omheen gewikkeld zat om vervolgens volgens een cyclisch patroon met harde stoten op en rond het gat in te beuken. De snavel van het dier had deze daad moeten bekostigen en was in verre staat van ontbinding, net als de rest van het eendelichaam merkte de jongen bovendien opeens op. Maar het dier zat er niet mee. Elke stoot was met evenveel vitaliteit uitgebracht als de vorige en de stoten leken met steeds kortere tussenpozen voor te komen. De jongen had meteen bewondering voor het dier.. wat een ongelovelijk doorzettingsvermogen! Voorzover het beestje hersens had hingen ze er zeker allemaal uit en waren bevolkt door diverse wormencolonies. Maar nee hoor! zelfs dat hield het standvastige schepsel niet tegen. Wat een ongelovelijk kreatuur!
Het was tijdens deze gedachtengang dat de nog naamloze jongen iets hoorde... Eerst luid en krijsend.. En daarna nog steeds luid en krijsend.. Het bleef luid en krijsend... Hmm tjah Uit intonatieverschillen kon hij weinig halen...
Gedesillusioneerd door dit feit wende hij zijn aandacht weer even af van de geluiden, kloeke jongen dat hij was. "O het lot heeft ook instincten!! Onbeduchte ironie!! zelfgenoegen in den daad! Getormeerde makkers der knakkerverbonden!!" "Het is tijd om een steen voor het gat te rollen en onder het genot van een sappige winterbries door de tanden het geluk te overzien en de mogelijkheden te ordenen."