Baboonius I

Uit Baboobel
Ga naar: navigatie, zoeken

Baboonesius I: Het onstaan van De Opperbaviaan

In den beginne was er donkerte. Vele, allesomvattende, ondoordringbare donkerte. Men kon destijds geen hand voor ogen zien maar dat was niet een groot probleem omdat die donkerte het enige was wat er op dat moment aanwezig. Eigenlijk was dit een staat van perfect evenwicht. Er was geen behoefte aan meer, en er was geen behoefte aan minder. Het was goed. Helaas, zoals vele andere dingen kon deze staat van perfectie niet onbeperkt gehandhaafd blijven. Niemand weet precies hoe lang deze staat van donkerte geduurd heeft gezien er niemand was om de geschiedsschrijving bij te houden op dat moment. Zelfs dat was natuurlijk geen probleem omdat er in al deze donkerte bar weinig gebeurde en er dus ook niets was om op te schrijven, behalve eventueel hoe lang deze periode van donkerte geduurd heeft. Niemand zal het ooit weten, en waarschijnlijk zal het ook irrelevant zijn gezien er in die periode ook geen klokken bestonden en er dus ook geen tijd kon zijn. Wederom maakte dat niet uit omdat er, door het gebrek aan licht of andere objecten die men in het dagelijks leven tegen kan komen, weinig reden was om ergens op tijd te komen. In ieder geval, na een onbepaalde periode van totale, perfecte donkerte, kwam er een eind aan de voorspelbare omgeving. Indien er op dat moment bavianen geleefd hadden, hadden die ergens, heel ver in de verte, of wellicht zeer dichtbij, afhankelijk van hun locatie binnen deze donkerte, het volgende geluid kunnen waarnemen: 'plok'. Niemand heeft dit echter gehoord omdat er geen bavianen leefde binnen deze donkerte, omdat de donkerte het enige was wat op dat moment bestond.

Maar deze 'plok' weerklonk wel degelijk door de donkerte. Wat veroorzaakte deze plok? Dit zal wellicht ook een mysterie blijven, omdat er niets te zien was, en er ook niemand was die iets had kunnen waarnemen wat mogelijkerwijs dit merkwaardige geluid voort had kunnen brengen. Wat echter wel een feit is, is dat deze 'plok' zeer kort daarop gevolgd werd door nog een 'plok', en daarna nog een 'plok'. De geluiden volgende elkaar steeds sneller op. Plotseling ging er een vlaag van een vaag zelfbewustzijn door de donkerte. Er klonk nogmaals een 'plok', deze keer gevolgd door een 'moo' en wat gemurmel.

Het was gebeurd. Wat er precies gebeurd was, zal men nooit weten. Waarom het gebeurde zal men ook nooit weten. Maar vanaf dat moment was Het er. Een Wezen was opgestaan, gevormd uit de donkerte. Het Wezen straalde een immense kracht uit. Het was, ondanks dat Het het eerste wezen was wat ooit bestaan heeft, gelijk het krachtigste, machtigste, imposantste, invloedrijke en onnuttigste Wezen wat ooit bestaan heeft, en wat ooit zal bestaan.

Het Wezen dacht. Althans, Het probeerde te denken. Het lukte Hem echter niet. Er kwam slechts een ding in Hem op. Een overweldigende drang overmande Hem, en Hij kon het niet langer beheersen. Het wezen opende Zijn mond en brulde, met alle kracht die Hij in zich had 'OPPERBAVIAAN!!!! OPPERBAVIAAN!!!! OPPERBAVIAAN!!!! OPPERBAVIAAN!!!!'. Wat het betekende wist het Wezen niet. Het Wezen wist weinig, maar dankzij deze uiteenspatting van energie begonnen er toch een aantal onderdelen van Zijn disproportioneel kleine hoofd in werking te komen. Omdat het Wezen niet beter wist en een zekere uitstraling van arrogantie en egoïsme om Zich had ging Hij er voor het gemak maar vanuit dat Hij Zichzelf riep. Vanaf dat moment was Hij De Opperbaviaan, het machtigste wezen dat ooit bestond en zal bestaan.

Zelfgenoegzaam dankzij Zijn zelfbenoeming vond De Opperbaviaan dat het tijd was om verder niets te doen. Hij ging zitten, besloot dat zelfs dat Hem te veel inspanning koste en ging liggen. Al gauw leverde dit enkele problemen op. Het woord Opperbaviaan bleef maar door Zijn hoofd spoken. Dat, en niets anders. Dit had waarschijnlijk te maken met het feit dat er weinig anders was om aan te denken, en omdat denken Hem toch al flink wat moeite kostte werd het er alleen maar moeilijker op door het gebrek aan dingen.

Na geruime tijd zo te hebben gelegen, daar zo in de donkerte, besloot Hij dat het tijd was voor iets anders om aan te denken. Variatie leek Hem wel wat. Maar wat? Doordat er ook nog geen inspiratie bestond, was het een vrij lastige opgave voor De Opperbaviaan met zijn beperkte hersencapaciteit. De opgave was zelfs zo zwaar dat Hij het niet voor elkaar kreeg en in slaap viel.


Hoofdpagina -- Baboonius II