Arjen I

Uit Baboobel
Ga naar: navigatie, zoeken

Arjen I - De omzwervingen van de profeet

Vol goede moed trok de Grote Profeet, zoon van de almachtige heerser, de wereld in. Hij wist dat een zware taak hem te wachten stond. De wereld smachtte om hulp. De geiten mekkerden wanhopig en de pantoffeldiertjes dreigden hun ding niet meer te doen. Maar hij wist ook, dat hij er niet alleen voor stond. De Opperbaviaan, zijn indirecte vader, zou hem altijd bijstaan. De meeste hoop haalde hij echter uit de bijzondere gele gekromde vrucht die zijn enige echte moeder, Heidi, hem mee had gegeven. Hij hield van haar, zoals ze was. Ongecompliceerd, maar toch verleidelijk. Vier maal had ze geweend, toen hij zijn vertrek aangekondigd had. Maar hij moest sterk zijn, zijn gevoel volgen. Hij was hier voor een missie, namelijk het uitvoeren van een queeste. Die queeste bestond uit het uitvoeren van een bijzondere opdracht. Die opdracht bestond op zijn beurt weer uit het uitvoeren van een speciale taak. Deze taak was, kort samengevat, het uitvoeren van een speurtocht. Die speurtocht bestond uit het opspeuren van aanwijzingen, die een bijzondere missie in zouden kunnen houden. Hij begon dan ook vol goede moed aan deze heldere opdracht.

Na slechts een aantal minuten de omringende weilanden verkend te hebben, betrad hij de Weidewereld, een bijzonder deel van de aarde, gezien de vele weilanden. De vlakten werden slechts bevolkt door grote kuddes hamsters, die vrolijk aan het knagen waren. Spreek, zei hij tegen de hamsters, maar verroerden geen vin. Gezien het feit, dat ze geen vissen waren, was dit niet wonderlijk. Problematisch was echter wel, dat ze ook geen overige lichaamsdelen bewogen, waardoor de communicatie vrij stroefjes verliep. Arjen vervolgde dus maar zijn weg op zoek naar betere gesprekspartners. Hij moest immers zijn missie voltooien. Dagen gingen voorbij, alvorens hij weer een levend wezen tegenkwam. Het bleek een brutopiaanse kruipslet te zijn. De aanblik van zulk een zeldzaam dier deed zijn hart sneller kloppen en zijn lichaam verstarren. Dit was een waar genoegen, hij wilde kirren van genot, maar wist zich te bedwingen. Hij moest niet vergeten, dat hij de verantwoordelijkheid op zich had. Hij moest immers de geesten van de wereldbevolking weer met moed inzaaien en had bovendien een missie te volbrengen. Voornamelijk deze laatste verantwoordelijkheid zette hem aan het twijfelen. Wat wilde hij nou eigenlijk? Waarom was hij hier op aarde? Hij voelde zich een met zijn omgeving, maar toch leek er een barrière te zijn. Plotseling werd hij overspoeld door een gevoel van melancholie. Hier, midden in de Weidewereld brak een belangrijk punt in zijn leven aan. Hij keek de brutopiaanse kruipslet diep in de ogen. Tot zijn grote verbazing zag hij, hoe de ijzige blik van het dier plotseling veranderde in een warme, zachte blik. Het leek een soort verlichting te zijn. Zou dit het zijn, waar zijn moeder hem voor had gewaarschuwd? Zou dit het zijn, waar hij voor geschapen was? Hij dacht diep na, en nog dieper. Toen nam hij een besluit. Hij trok een stekel uit zijn hoofd en legde die op het hoofd van de brutopiaanse kruipslet. Zijn ogen begonnen de gloeien van opwinding en seinden een onbekende energie door naar zijn benen. Dit was geen menselijke kracht, dit moest van hemelse aard zijn. Het deerde hem eigenlijk niet, een onbedwingbare dwang had zich namelijk meester van hem gemaakt. Voor hij het wist zette hij het op een rennen. Op een nutteloos rennen. Dagenlang was hij aan het nutteloos rondrennen. Er leek maar geen einde aan te komen, en ja, dat kwam het ook niet. Eindeloos rende hij door, tot er toch een einde aan kwam. Het eindigde bij de put van petzenburgerwaldendorf. Hier hervond hij zijn rust. Het was inmiddels nacht, dus hij besloot te gaan slapen.

Hoofdpagina -- Arjen II